Extra steun voor de ontwikkeling van de waterstofsector in Frankrijk

Op dinsdag 16 november bracht president Macron een bezoek aan de jonge startup Genvia die hoge temperatuur vast-oxide elektrolysers maakt waarmee waterstof uit watermoleculen kan worden geproduceerd. Tijdens dit bezoek kondigde de Franse president aan dat in het kader van het investeringsplan France 2030 1,9 miljard euro ter beschikking zal komen voor de ontwikkeling van de waterstofsector, om de productie ervan koolstofvrij te maken. Ongeveer 1,7 miljard van dit bedrag is bestemd voor Franse industriële projecten op Europees niveau en het overige bedrag zal worden gebruikt om projecten binnen Frankrijk te steunen. Genvia zal 200 miljoen euro ontvangen via het IPCEI-programma.

Vijf gigafactories

In 2020 presenteerde de Franse regering haar nationale waterstofstrategie met een budget van 7 miljard euro tussen nu en 2030 (waarvan 2 miljard tussen 2020 en 2022), voor de ontwikkeling van een koolstofarme waterstofindustrie van internationale omvang. Met deze extra steun van 1,9 miljard euro wil Frankrijk tegen 2030 "ten minste twee enorme electrolysefabrieken" bouwen, die verschillende technologieën gebruiken. Hiermee kan 6 megaton CO2 per jaar worden bespaard, wat overeenkomt met de uitstoot van de stad Parijs. Op langere termijn wil Frankrijk vijf van deze megafabrieken bouwen. “Voor de energieonafhankelijkheid van Frankrijk is het belangrijk om de leiding te nemen in de waterstofproductie”, aldus Emmanuel Macron.

Link met kernenergie

Deze aankondiging komt niet als een verrassing. Macron had immers tijdens zijn presentatie van zijn investeringsplan France 2030 reeds gewezen op de belangrijke rol die waterstof in de toekomst zal moeten spelen om industriële processen koolstofvrij te maken dankzij de productie van waterstof in Frankrijk en niet via het importeren van waterstof. "Omdat wij over de middelen beschikken" om deze "technologie van de toekomst" te ontwikkelen, benadrukte de president destijds, met steun van de kerncentrales in Frankrijk.

Voor de Franse president is er een direct verband tussen kernenergie en waterstofproductie. Dit is een duidelijke politieke keuze, die verschilt met die van Duitsland, dat waterstof wil importeren," aldus Benjamin Boiton, van het advocatenbureau Adaltys.

De reden hiervoor is dat voor de productie van "groene" waterstof door elektrolyse van water een grote hoeveelheid elektriciteit nodig is, die dus koolstofarm moet zijn. En hoewel deze elektriciteit afkomstig kan zijn van hernieuwbare energiebronnen, kan zij ook worden opgewekt door de splitsing van atomen - waarbij weinig broeikasgassen vrijkomen, zoals president Macron voortdurend benadrukt. Met zijn 56 kernreactoren zou Frankrijk dus "op veel grotere schaal waterstof kunnen produceren", om "de energieonafhankelijkheid van het land te vergroten".

"We zullen nooit genoeg hernieuwbare energie [in Frankrijk] opwekken om groene waterstof te produceren," benadrukte de president.

Dit versterkt het belang van het belangrijkste onderwerp uit het investeringsplan France 2030 inzake kleine modulaire reactoren (SMR's), en het recente besluit van Macron om kernenergie in het land nieuw leven in te blazen, ook al is er nog geen precies plan voor de bouw van nieuwe EPR-kerncentrales bekendgemaakt.

Deze aankondiging van Macron komt nadat de Franse energiereus Engie zijn strategie voor de versnelling van de ontwikkeling van koolstofarme waterstof heeft bekendgemaakt, waarbij het bedrijf zich wil positioneren als een belangrijke speler in het koolstofvrij maken van de industrie en zwaar transport, alvorens zich te gaan toeleggen op Europese infrastructuurnetwerken (transport en opslag). Concreet wil Engie voor 2030 een productiecapaciteit van 4 GW hernieuwbare waterstof ontwikkelen. Op het gebied van mobiliteit wil Engie in Frankrijk voor 2030 meer dan 100 vulstations, 700 km aan pijpleidingen en 1 TWh aan opslagcapaciteit installeren.

"De sector van elektrolysers is in ontwikkeling in Frankrijk, maar de grootste unit biedt momenteel slechts een vermogen van 17 megawatt, wat erg weinig is," aldus Sebastien Arbola, verantwoordelijk voor de waterstofstrategie bij Engie.

Engie verheugt zich over de "gunstige politieke context" en hoopt de technieken op te kunnen schalen zodat "groene waterstof vanaf 2030-2035 kan concurreren met grijze waterstof". En misschien moet er worden toegestaan dat de industrie gas blijft gebruiken. Dit biedt een grote mate van flexibiliteit in het gebruik, terwijl de industrie het zonder fossiele brandstoffen moet stellen.

De uitdaging van een hoge temperatuur-elektrolyser

Van de projecten die op Europees niveau worden gesteund, heeft Frankrijk dus gekozen voor Genvia. Deze startup, een joint venture tussen Schlumberger, actief in de olie-industrie, en het Franse atoomcommissariaat CEA, die in maart 2021 is opgericht, is een van de Franse winnaars van het IPCEI-programma. Genvia zal hierdoor 200 miljoen euro aan Franse overheidssteun ontvangen. Genvia is gespecialiseerd in de vervaardiging van hoge temperatuur vast-oxide-elektrolysers. Deze technologie, die verschilt van de meer conventionele alkalische elektrolysers, zou een "aanzienlijk hoger" rendement opleveren dan de huidige technologieën en zou het voordeel hebben dat de elektrolyser in staat is om zowel waterstof te produceren als op te slaan.

Genvia werkt reeds samen met cementfabrikanten Vinci en Vicat, waardoor het volgens het Élysée twee tot drie jaar voorsprong op de concurrentie heeft kunnen opbouwen. Andere samenwerkingsverbanden zouden in ontwikkeling zijn, met name met de staalgigant AcerlorMittal, maar ook met EDF, "om elektrolysers te koppelen aan toekomstige SMR’s". Uiteindelijk wil Genvia een eigen megafabriek van elektrolysers van 1 megawatt neerzetten. Tegen 2024-2025 kan dit potentieel oplopen tot één gigawatt aan geproduceerde elektrolysers. Hoewel het welslagen van dit project kan leiden tot het scheppen of omscholen van 500 banen, blijft de gok riskant, aldus het Élysée. "De wetenschappelijke resultaten van het CEA zijn bewezen, maar het zou wel eens moeilijk kunnen blijken om deze technologie op te schalen en het hele proces te industrialiseren”.

Genvia is echter niet de enige speler op dit gebied. Onlangs kondigde de Belgische groep John Cockerill de bouw aan van zijn eerste megafabriek voor alkalische elektrolysers op zijn site in Aspach-Michelbach in de Elzas. Deze fabriek zal volledig operationeel zijn "vóór 2030". In Belfort, in de regio Bourgogne-Franche-Comté, zal McPhy een megafabriek bouwen voor de productie van alkalische elektrolysers, eveneens met een financiële steun uit het IPCEI-programma.

Bron: La Tribune, Actu-Environnement, Les Echos